Sociale huur en ontbinding
Op 6 juli 2018 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad (mr. M.H. Wissink) prejudiciële vragen beantwoord. De vragen zijn gesteld door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De vragen zien op uitleg van artikel 6:265 BW. Dient de daarin geformuleerde regel dat iedere tekortkoming het recht tot ontbinding geeft, tenzij de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, letterlijk te worden uitgelegd? En dienen er bij ontbinding van een sociale huurovereenkomst bijzondere eisen te worden gesteld?